Jhr. Van Cittersplein

Mijn jeugdjaren op het  Jhr. Van Cittersplein 1963 – 1969

De man die geen straat zich vernoemde na zijn dood. Dan maar een plein

Wij hadden een groot gezin en het huis op nummer 91 in de Vooruitstraat was niet ideaal. We sliepen met ons vijven op de zolderruimte, mijn ouders sliepen  in een aparte slaapkamer aan de voorkant.

We kregen de mogelijkheid om een flat op het Jhr. Van Cittersplein 180 te krijgen. Wat een weelde! Vijf slaapkamers in de flat, voor allemaal een eigen slaapkamer. Zelfs een grote tuin hadden we erbij.   

Constantijn van Citters.

Constantijn van Citters werd geboren op 21 april 1841 in Middelburg. Hij was de zoon van jonkheer Pieter Damas van Citters en jonkvrouwe Charlotte Versluijs. Zijn vader was luitenant ter zee, vanaf 1838 lid van Provinciale Staten van Zeeland en vanaf 1850 lid van Gedeputeerde Staten van deze provincie. De familienaam was oorspronkelijk Van Seters, maar de verandering naar van Citters, is onbekend. In de 17de en 18de eeuw maakte de familie deel uit van de stadsregering en werd in de 19de eeuw in de adelstand verheven. Van Citters huwde Jeanne Wilhelmina Cambier en samen kregen zij vier kinderen. Hun eerste zoon, jonkheer Johan Leonard van Citters, overleed in 1874 op bijna tweejarige leeftijd in Zevenbergen. De tweede zoon die enkele maanden na het overlijden van Johan Leonard werd geboren, kreeg dezelfde voornamen. In 1875 en 1882 werden respectievelijk Charlotte en Agathe Jacqueline geboren.


In 1882 werd van Citters benoemd tot burgemeester van Nieuwer Amstel (Amstelveen) en tijdens een korte vergadering van de gemeenteraad, op 21 september geïnstalleerd. Daarvoor was hij burgemeester in Zevenbergen geweest. Na zijn benoeming verhuisde hij vanuit Zevenbergen naar de Overtoom op nummer 145 en schreef zich in bij het Bevolkingsregister van Nieuwer Amstel. Gedurende zijn 3-jarig burgemeesterschap in Nieuwer-Amstel, verhuisde het gezin Van Citters nog naar de Anna Vondelstraat 8. Bij zijn aanstelling was Nieuwer Amstel al een redelijk grote gemeente met 20.000 inwoners, waarvan het merendeel in het noordelijke gedeelte tegen Amsterdam, woonde. Een annexatiepoging, waarbij het noordelijke deel bij Amsterdam zou gaan behoren, was juist voor zijn aanstelling mislukt.


Tijdens vergaderingen van het college van Burgemeester en wethouders werden ondermeer verzoeken om vergunningen behandeld, zoals het plaatsen van schuttingen, het oprichten van verzamelplaatsen voor mest, het plaatsen van een stoomgemaal of het bouwen van een woonhuis. De Burgemeester was ook verantwoordelijk voor het al dan niet verlenen van vergunningen voor het houden van collectes, verlotingen, het maken van muziek en ander vermaak. Op grond van de Fabriekswet kon het college besluiten tot het uitbreiden en oprichten van fabrieken. Daarnaast werden diverse functionarissen benoemd door het college zoals brandmeesters, nachtwachten en hooistekers en stelden B.&W. de lijsten van personen vast, die bevoegd waren tot het kiezen van de leden van de Tweede Kamer, Provinciale Staten en de gemeenteraad.

Aangezien er veel werk verzet moest worden, werd op voorstel van van Citters in september 1883, een Commissie van Fabricage benoemd, om het college bij de te maken plannen voor de uitvoering van werken te adviseren. Dreigende uitbraken van cholera kwamen regelmatig voor, waardoor van Citters allerlei noodmaatregelen moest treffen, mede omdat niet iedereen binnen de gemeente was aangesloten op een waterleiding. Van Citters zorgde ervoor dat de plaatselijke gezondheidscommissie op volle sterkte kwam en liet desinfecterende middelen aanschaffen. De lijders aan cholera werden afgezonderd in daarvoor ingerichte lokalen en er vond een onderzoek naar het drinkwater plaats. Tevens werd uitgezocht waar de bevolking water vandaan haalde en op welke locaties regenwaterbakken
stonden.

Van Citters werd geconfronteerd met onderwerpen waarvoor het moeilijk was een beslissing te nemen of een verzoek in te willigen. Zo kreeg hij te maken met het verlenen van een concessie aan de heer Th. Sanders voor de aanleg en exploitatie van een stoomtram in de gemeente en onderhandelde hij met fabrikant Reijenga over het verlenen van een vergunning voor het oprichten van een metaalklopperij, in de nabijheid van een school. De salmoniakfabriek van Elix en Mackei aan het Korte Bleekerspad werd met meerdere stoomketels uitgebreid, maar van Citters verzocht de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid om een schorsing van werkzaamheden. Aan de Bell Telephoon Maatschappij werd een concessie verleend voor een telefoonverbinding tussen Uithoorn, Ouder Amstel en Nieuwer-Amstel, met een telegraafkantoor in Amsterdam en een centraal bureau in Amstelveen.

Van Citters had het niet makkelijk gedurende zijn Burgemeesterschap daar het college niet altijd meewerkte, deels uit zuinigheid. Zo heeft hij het politiekorps uitgebreid, maar kreeg hier de nodige kritiek op. Toen van Citters voorstellen indiende voor nieuwbouw van scholen, werd ook hier kritiek op geleverd evenals plannen voor een Burgeravondschool en bijzonder schoolonderwijs. Van Citters lag voornamelijk in de clinch met raadslid Insinger. Het leek soms alsof Insinger zich nooit kon vinden in plannen en voorstellen die van Citters inbracht.


Voor van Citters aanstelling tot Burgemeester was een discussie over annexatie met Amsterdam stuk gelopen. Van Citters had zo zijn eigen gedachten over de annexatieplannen. De raadsleden, waaronder Insinger wilden weten waar ze aan toe waren. In eerste instantie liet van Citters niets los. Later kwam hij met een rapport dat hij had opgesteld met de titel ‘Openbare werken die in de gemeente Nieuwer-Amstel nog zullen moeten verricht worden’. Dit bevatte plannen over ondermeer herstel van wegen, bouw van scholen, inning van schoolgeld, aanleg van waterleiding, ophoging van de riolering. Realisatie hiervan zou veel geld kosten dat de gemeente niet had en eventueel zou leiden tot verdubbeling van de plaatselijke belasting. De conclusie was dat een grensregeling wenselijk was, maar van Citters heeft zich hierover nooit echt uitgesproken. Een speciaal ingestelde onderzoekscommissie die het rapport bestudeerde kwam in oktober 1884 tot een uitspraak, voorgelezen door van Insinger. Een van de conclusies was dat van Citters door de regering was gevraagd de grensregeling voor te bereiden Uiteindelijk leidde dit gegeven tot het besluit van van Citters om zijn Burgemeesterschap te beëindigen.


Tijdens een raadsvergadering op 14 april 1885 nam van Citters afscheid. Vanwege zijn korte ambtstermijn in Nieuwer Amstel, is hij minder bekend als burgemeester en is er in Amstelveen nooit een straat naar hem genoemd. Wel was er tijdens het begin van zijn ambtsperiode door enkele bewoners van het Hoedenmakerspad een verzoek ingediend om de naam van dit pad te veranderen in Jonkheer Van Cittersstraat. De burgemeester was gevleid door dit verzoek, maar meldde dat hij er tegen was dat zijn naam aan deze straat werd verbonden.
Op 3 april 1885 werd hij benoemd tot Burgemeester van Purmerend en nam deze functie aan op 1 mei 1885. Van 1897 tot 1903 was hij tevens lid van Provinciale Staten van Noord-Holland. Op 9 oktober 1903, op 62 jarige leeftijd, verdronk van Citters in het Noord-Hollands kanaal. Hij was tot zijn dood nog steeds Burgemeester van Purmerend en daarom werd hij op 12 oktober begraven op het kerkhof in Purmerend.

De woonwijk heeft de namen gekregen van vroegere burgermeesters van Purmerend. Jhr. Constatijn van Citters (1841-1903) was burgermeester van Purmerend.  Op vrijdag  9 oktober 1903 is Jhr. Van Citters tijdens zijn ambt verdronken in het Noord Hollands kanaal. De begrafenis vond plaats op de oude Algemene Begraafplaats, waar zijn graf nog steeds is.

Het Jhr.Van Cittersplein in aanbouw.

De eerste bouwactiviteiten in de Overwhere ontstond rond 1958 op het Cavaljeplein. Een jaar later was het Jhr. Van Cittersplein klaar. Foto’s  van de bouw.

Hoe zag de buurt rond het  Jhr. Van Cittersplein in  1963 eruit.

Eenmaal op het Cittersplein wonende  hield voor ons de wereld op,  je kon niet verder dan de spoorlijn. Het station Overwhere was er niet en de Wheermolen was nog weiland. Langs de spoorlijn waren allemaal volkstuintjes waar wij er ook een hadden. De flats van Sportlaan en de Merwedestraat stonden er nog niet. Purmersteijn verhuisde van het veld over de sluis naar  een nieuw complex “De Dop” met maar liefst drie velden. Sporthal “De Beukenkamp bestond nog niet, uiteraard ook het industrie terrein “Kadijkerkoog niet’.

Zo had je aan de IJsendijkstraat een mobiele snackbar van Klappe ter hoogte van de Hooft Hasselaarstraat. Patat een kwartje een en patat met dertig cent. Ik heb daar  heel wat patat genuttigd.

 Je had bij het plein twee scholen, een kleuterschool de “Blokkendoos” en een lagere school “De Dopschool” Wat ook opviel, was de noodwinkels van het De Vriesplein. Verscholen in garages, ijzerhandel Kleerebezem zat in een garage op het Cavaljeplein en WePeKa schoenen zat op het garageplein in de Gasinjetstraat.  

Na ruim 40 jaar stopte de zaak van Kleerbezem ijzerhandel

Men heeft  het nu vaak over de jeugd van tegenwoordig. Een categorie die het niet makkelijk heeft al zegt men vaak van niet. De jeugd van tegenwoordig vind ik een negatieve benaming voor de jongeren van nu. Het is een aantal groepen jongeren die verdeelt is en zich vaak niet door de ouders laten beïnvloeden. Vooral veel  ouderen zijn vaak angstig voor deze groepen en kunnen geen positieve invloed op hun uitoefenen. Discussies genoeg worden nu gevoerd over dat probleem. Je kan je afvragen of dat alleen van deze tijd is. Ik zal je uit de droom helpen  want dat is dus absoluut niet zo. Vroeger had je ook hangjeugd en bendes, vooral in Amsterdam,  maar ook, weliswaar in mindere mate, in Purmerend. In dit verhaal zal ik vertellen waarom.

Eerder heb ik een stukje geschreven over de kerstbomenoorlog tussen groepen jongeren in de stad. Weliswaar een onschuldig gebeuren rond kerst, maar toch waren er wel eens vechtpartijen in de strijd om de kerstbomen. In de stad had je groepjes jongeren die met elkaar spelen, voetballen en andere dingen deden. Ook had je deze op het Jhr. Van Cittersplein. Daar woonde veel grote gezinnen. De Brouwertjes, de Schenkies, de Luppertjes en  de Kramertjes. Dit waren enkele van die grote gezinnen. Veel jonge gezinnen vonden hier hun nieuwe plek.  Dat gebeurde rond 1963. Ik weet wel dat ik de strenge winter nog beleefde aan de Vooruitstraat. Het ijs was meer dan een halve meter dik en in juni kwam je nog ijs tegen in de grond.

De bouw van de flats was druk gaande en de eerste perikelen rond de Wheermolen was begonnen. Het land werd opgespoten  en  de noodstraten  werden aangelegd. De Wheermolenbrug ( in de volksmond werd deze de schroothoopbrug genoemd vanwege de enorme partij schroot die aan de Purmerweg lag van de Boer en Slooten) werd gebouwd en heeft nog lange tijd open gestaan omdat de Churchilllaan nog niet af was. Op het Cittersplein gebeurd van alles. De bouw van de Wheermolen was voor ons een voordeel want je kon daar goed struinen. Mijn vader was ziek en mijn moeder liep de Noordhollandsche  Courant en verdiende een leuk centje door veel nieuwe klanten te werven voor de krant. Een fiets met een grote krantentas werd gebruikt om rest hout, afgezaagde heipalen uit de Wheermolen naar huis vervoerd en gehakt tot brandhout voor de kachel. Van Beers op het Wormerplein verkocht antraciet in papieren verpakking. Tig keren heb ik viertjes en/of vijfjes antraciet  gehaald. Dit was een maat voor de kolen. We hadden een grote flat met een beneden achteruitgang, werd het brandhout opgeslagen voor de winter. Je kon de Wilgenhoek lekker zwemmen, je moest dan wel via de oude Beemsterbrug en dan die lange dijk over. Ordinair gezegd, het was een “pokke end lopen”. Al snel werd dat beter toen het zwembadbruggetje gebouwd werd. Dit werd gedaan  door aannemer Groot uit de Woude. De periode van de “hangjeugd van toen” brak voor mij aan.       In de zestiger jaren van de vorige eeuw ontstond ook Jeugdstad. En als je het over Jeugdstad hebt dan werd daar alles ontdekt wat ouders liever niet weten. Er werd heel getimmerd en gebouwd, allerlei hutten werd door de jongeren gemaakt. Iedere hut werd ingericht om zogenaamd in te wonen.