1 augustus 1933 was een triest historisch moment waarbij 7 mannen die van uit de hoofdstad op weg waren naar Purmerend om een viswedstrijd in Andijk bij te wonen. Het werd landelijk nieuws omdat deze mannen in een auto maandagnacht in Purmerend te water waren gereden. Pas op woensdag werd de auto teruggevonden in het kanaal bij de losplaats op de Kanaalschans. Agent Binken ontdekte door met een stok te voelen dat er iets van een wiel in het diepe kanaal was. Zijn meerdere, Hietbrink werd ingelicht en weldra was een takelwagen van Jorritsma ter plaatste. Het heeft Purmerend, een stad van amper 8000 inwoners in diepe rouw gebracht. Het slechte weer en het onbekende is hun fataal geworden. Met groot vertoon zijn deze mannen in Amsterdam begraven.
BALLADE VAN DE ZEVEN DOODEN
Zeven hengelaars met een auto verdronken bij Purmerend.
De dood als een otter wild heeft er zeven den moord gebeten,
Die te visschen waren gegaan in de streek van Purmerend.
Geen mensch kent zijn lot en zijn end;
Zij vloekten hun mond vol water en stierven onbekend.
Zeven visschers van liefhebberij,
uit Amsterdam kwamen zij.
Toen men Woensdagnacht ging dreggen
Kwam men dra de waarheid te weten,
Een hand stak door het gebroken raam,
Die had nog voor zeven te zeggen:
Een mensch kan den dood vergeten
Maar hij staat achter ieder raam,
Klaar voor u!
Er was geen van de zeven die dacht
Dat die nacht was zijn laatste nacht,
Zeven hengels staken de treeplank af
Om visch te vangen, dat werd hun graf,
De dood, die groote hengelaar,
Ving er zeven achter elkaar.
God vergeve mij, maar ik wil zeggen,
De Dood, die weet in te leggen.
Aan de kade te Purmerend,
Zat hij die niemand kent,
Zonder snoer en dobber en aas,
Klaar voor u!
Een visch die sterft slaat zijn staart,
Zij sloegen elkaar met de vuist
En zij stierven door elkaar
Als een zak met een zoodje baars
Zoo zag men die zeven visschers
Toen zij werden opgehaald,
Dat zag menigeen daar nog juist:
Dan de dood is niets gewissers,
Een wagen met levend aas
Zoo smeet hij hen te water.
God alleen heeft solaas,
Klaar voor u!
En toen zij werden begraven
Was de dag heet en dor als geen.
Rondom hun diepe graven kwamen drieduizend menschen bijeen;
Met roode oogen en tranen stonden zij in het mul zand om de dooden af te wachten,
met een zakdoek in hun hand.
Maar van iedere zeven tranen waren er zes voor hun eigen lot, Want bij ieder graf denkt een mensch aan God,
Klaar voor u!
De lijken stonken door de kist,
Want de dood is hard en wreed.
God geve dat geen van de drieduizend deze zeven dooden vergeet.
De dood is een visscher van geweld dat heeft hij weer zeven maal verteld;
Maar wat is een mensch in zijn graf?
Een niets, als hij niet een nieuw zaad is in drieduizend harde harten.
Waarom klopten die daar zoolang saam? De dood staat achter ieder raam, Klaar voor u!
Heer Christus, het raam van een oude Buick is maar een dun glas,
en daarachter zit ik en ik zie den weg naar den dood.
Daar staan zooveel boomen,
en iedere sloot en ieder water is diep genoeg om te maken dat ik stik.
Het leven is maar een vinger lang en wie te visschen gaat
Weet voortaan weer dat op iedere bocht
De dood te visschen staat.
En ik vraag geen tijd of geen medelij,
maar ik vraag een dood dichter bij u dan zij,
Klaar voor mij!