Het Noordhollandsch Kanaal zoals het begon bij Purmerend.
Belabberde arbeidsomstandigheden, geen of zeer slechte huisvesting en niet nagekomen afspraken over het loon van de arbeiders. Enkel voorbeelden die het gevoel van een harde wereld rond 1815 gaf in het net weer onafhankelijk geworden Nederland.
Een tweemaster wordt richting Purmerend geloodst. De grote schepen konden niet meer via de Zuiderzee varen vanwege het dichtslibben van de vaarroute. Dit is bij Buiksloot. Koning Willem I was, ondanks veel nadenken, besluitvaardig gebleken voor de aanleg van het Groot Noordhollandsch Kanaal. De Zuiderzee werd steeds problematischer om de schepen Amsterdam binnen te loodsen. De grote ondiepte en door eb en vloed steeds weer dichtslibbende vaargeul, werd de scheepvaart bijna onverantwoord. Steeds meer moest er gebruik gemaakt worden van scheepskabelen om de schepen door de ondiepe Zuiderzee naar het IJ te krijgen. Het definitieve ontwerp kwam van de handen van Jan Blanken Janzn. In 1817 en werd uiteindelijk in vijf jaar uitgevoerd van 1819 tot en met 1824. Door belangrijke problemen op te heffen, moesten er enkele schutsluizen aangelegd worden. Allereerst in Buiksloot, waar een dubbele schutsluis aangelegd moest worden naast het Tolhuis. Ook in Purmerend moest een schutsluis gebouwd worden, deze omvatte een grote en een kleine sluis. In het prachtige boek HET GROOT NOORD-HOLLANDSCH KANAAL 1824-1924 staat veel vermeld over de historie van het kanaal. Letterlijk overgenomen en in ouderwets Nederlands geschreven.
HET GROOT NOORD-HOLLANDSCH KANAAL 1824-1924
Als allereerste gegevens over Purmerend in betrekking tot het Groot Noord-Hollandsch kanaal, kunnen we beschouwen een missive van 21 september 1819, ingekomen bij het College van Burgemeesters dezer stad. Deze missive ging vergezeld van een proces-verbaal van de besprekingen over het kanaal op 27 augustus 1819, waar Purmerend, volgens genoemd proces-verbaal vertegenwoordigd was door den heeren Wormer en De Vries. Deze heeren nu schijnen bij die besprekingen een toezegging te hebben gedaan tot het uitkeeren van 250 gulden ’s jaars door de gemeente Purmerend ten voordeele van het kanaal. Bij het inkomen der missive werd besloten de toezegging te onderwerpen aan het oordeel van den raad. De raad echter besloot de missive en het proces verbaal terug te zenden naar den Gouverneur der provincie, omdat hij deze verbintenis een te zware last voor de gemeente vond. Het is wel eigenaardig, dat men daarbij te kennen gaf zoo weinig nut en voordeel van het kanaal te verwachten, dat dit op verre na niet op zou wegen tegen een altoos durende , voor deze gemeente “enorme” uitkeering van 250 gulden. Men overwoog hierbij wel, dat men bij het tot stand komen van den waterweg zou zijn ontheven van het onderhoud van de schutsluis, maar men zou ook de zoo belangrijke passagegelden missen. Voorts achtte men zich in geen enkel opzicht gebonden door de toezegging, daar de gemeente als zoodanig niet ter vergadering uitgenoodigd was en de heeren Wormer en De Vries er toevallig in ander relatiën bij aanwezig waren. Den derden october1819 ontving men een schrijven van den Gouveneur, waarin deze mededeelde zeer verwonderd te zijn over het gedrag van den Raad, daar er toch groote voordeelen voor de stad aan het tot stand komen van het kanaal verbonden zouden zijn, wat betreft “bloei, cieraad en besparing van kosten”. Voorts merkte hij op, dat alle andere steden die bij den aanleg geïnteresseerd waren, aanzienlijke bijdragen zouden storten. Tenslotte, dat hij de gemeente er desnoods toe kon dwingen een bijdrage te geven. Een vrijwillige toestemming zou echter verkieslijker zijn. Nadat de Raad hierover vergaderd had besloot hij, om te toonen het plan te willen tegenwerken of in den weg staan, zich te verbinden tot een uitkeering van 250 gulden gedurende tien jaar, waarna men, als het gebleken was dat er voor de stadwerkelijk geen voordeelen aan het kanaal verbonden waren, tot verlenging van den termijn zou kunnen overgaan.
Dat meerdere personen niet met het kanaal ingenomen zouden zijn, blijkt uit het rekest van trekschuitschippers, dat bij den Raad in kwamen waarin werd verzocht werd de noodige schikkingen te treffen, waardoor zij niet benadeeld zouden worden door een nieuwe vaart, met een eventueel daarin aan te leggen trekschuitdienst.
Onder andere de Eensgezindheid gaf grote concurrentie aan de stoomtram. Zij was een van de diensten die op Purmerend voer. Maar liefst zeven keer per etmaal kon men opstappen en de boot was zo te zien op de foto gereed voor vertrek.
Reeds spoedig na het ontstaan van het Koninkrijk en het herstel van het handelsverkeer, ontstond de behoefte om Amsterdam een betere verbinding met zee te bezorgen. Door het dichtslibben van de vaarroute op de Zuiderzee naar Amsterdam lag het bij Pampus bij laag water helemaal droog en was deze havenstad voor grotere schepen bijna onbereikbaar geworden. De vele zeilschepen die afhankelijk waren van wind konden door de nauwe vaargeul in de Zuiderzee soms weken onderweg zijn. Daar de kortste verbinding met de Noordzee, het doorgraven van de duinen tussen Haarlem en Beverwijk, voor onmogelijk werd gehouden, besloot men een kanaal in de lengte te maken. Noord Holland werd hierdoor in twee helften gespleten. Het was dan ook belangrijk dat er voldoende verbindingen waren om de transporten naar beide kanten te waarborgen. Naast de diverse bruggen waren er ook vele vlotbruggen te vinden langs het hele kanaal. In de loop van de tijd zijn er vele vlotbruggen verdwenen. St Maartensvlotbrug en Burgervlotbrug zijn de meest bekende nog aanwezige aan het kanaal. In 1822 was de vlotbrug waar je het kanaal kon oversteken, bij de Amsterdamsche Poort gereed gekomen. In juli 1826 was de vlotbrug aan de stad Purmerend overgegaan. In mei 1838 was de vlotbrug afgebroken en werd een schouw of pont aangelegd. Dit gebeurde bij de Amsterdamsche Poort. Ook deze zijn rond 1950 verdwenen. Het hoogteverschil werd opgevangen door middel van enkele sluizen te maken in het kanaal. Bij Purmerend werd een dubbele sluis aangelegd met een brugovergang. Het hoogteverschil is nog steeds een kleine meter. Tot 1950 werd veel gebruik gemaakt door scheepvaart in het kanaal en was het vooral op maandag en dinsdag ( marktdag) soms een drukte van jewelste in het NoordHollandsch kanaal. De sluis stond dan ook regelmatig een lange periode open en was daarom vooral lastig voor het verkeer over straat. Waarom, dat leg ik later uit. Het graven van het Groot Noord-Hollandsche kanaal ging niet over rozen. Van heinde en verre kwamen er arbeiders om hier hun geld te willen verdienen aan het graven van het kanaal. Vanuit het hele land kwamen er landarbeiders om te werken aan dit enorme project. De organisatie kwam op gang en er werden afspraken gemaakt over het salaris wat men kon verdienen. Maar liefst vijf jaar werd er gewerkt aan het kanaal, van 1819 tot en met 1824. Het lastigste stuk was het gedeelte tussen Buiksloot bij Amsterdam tot een stuk voorbij Alkmaar. Het zuidelijke gedeelte werd aangelegd door gebruik te maken van de vaarten die er toen al lagen. Vandaar dat het kanaal hierdoor ook niet echt een strakke vorm heeft. Het ontwerp van het Groot Noord-Hollandsche kanaal was reeds in 1817 gereed en werd gemaakt door de Inspecteur van ’s Rijkswaterstaat, Jan Blanken Jansz.
Dit was vroeger de weg naar Purmerend, een eenvoudige half verhard prutpad. De boer kon lopend zijn vee naar de markt brengen en als hij de koe verkocht had, kon ie terug met de stoomtram.
De Melkwegbrug
Vanuit het raam gefotografeerd, werd deze bok naar de plek, waar de brug moest komen, gevaren.
De brug is hier nog in aanbouw, een bijzonder project om te volgen. 13 oktober was het zover!! Toen werd de Melkwegbrug geopend. Af en toe waren er al mensen die de oversteek naar de Weidevenne en terug stiekem genomen hebben. Maar nu is het officieel dat je deze mag gebruiken. Een bijzondere brug op een bijzondere plek. Een van de oudste routes door Waterland. Nu is de Jaagweg een belangrijke weg om uit de stad te komen maar vroeger was dat de weg naar Purmerland. Vanuit de Gouw, het Tramplein passerend kon je oversteken met het pontje. Om dat de te laten zien heb ik een mooi plaatje waar zeer veel op te zien is. Uiteraard de pont met koeien voor de markt op staan. Duidelijk is dat deze overtocht op dinsdag gemaakt is. Aanvoer voor zand gebeurde op deze plek, een zandschuit met daarin een transportband met grote lepels om het zand uit de schuit te halen. Waarschijnlijk werd dit gebruikt voor de ophoging van de Herengracht en/of de Julianastraat zo rond 1910. Het zand werd getransporteerd met een smalspoor naar de werkplek. Links zie je het tramstation en op de achtergrond, toen de grootste fabriek van Purmerend, de Hollandia melkfabriek.
Wat vele mensen niet weten van deze plek, dat er een vlotbrug heeft gelegen. In 1822 was de vlotbrug waarmee je het kanaal kon oversteken, gereed gekomen. In juli 1826 was de vlotbrug aan de stad Purmerend overgegaan. In mei 1838 werd de vlotbrug afgebroken en is een schouw of pont aangelegd. Dit alles gebeurde bij de Amsterdamsche Poort. Ook de pont ofwel “het pontje van de Boer” is rond 1950 verdwenen. Nu komt er een brug waarvan volgens mij, er geen tweede is in Nederland.
Hierna komt het Tramplein aan de beurt. Het mooie busstation gaat verdwijnen en er komt een nieuwe meer tegen de Melkwegbrug aan. De Jaagweg wordt omgelegd, langs de Herengracht. Het in rijden van de stad wordt afgeremd en dat is ook nodig want de oversteek naar de Melkwegbrug is zeer druk.