
Op 4 september 1953 kwam de Noordhollandsche Courant uit met een artikel van de meelmolen “De Noord”. Het was namelijk precies 50 jaar ervoor dat de enigste molen die Purmerend nog binnen haar stadsgracht nog had, verbrandde. De meelmolen met de naam “De Noord” stond op het Noorderbolwerk.
Brand………. brand………… Brand. Een afgrijselijke kreet vol geheime angst, die klinkt in de nacht. Daar vliegen deuren en ramen open. Vrouwen scharen met verschrikte gezichten naar de rode gloed, die zich aftekent tegen de donkere hemel. Mannen rennen in snel aangeschoten kleden door de straten, achter hen aan komen de jongens, die kans zagen onder moeder’s afwerende hand door te schieten en steeds herhalen zij de roep “Brand”. Voor deze jongens bestaat nog niet de gedachte, dat brand mensenlevens kan kosten en kostelijk goed, dat met jaren ploeteren bijeen werd gebracht. Voor hen is het een feest van hel laaiende vlammen en mannen met spuiten, die de strijd tegen het vuur hebben aangebonden.Een harde kaart oftewel een dunne foto op een kartonnen achtergrond met een mooie afbeelding van meelmolen “De Noord”. Al vanaf het begin toen de uitbreiding in het noorden plaatsvond, heeft daar een molen gestaan. In 1903 sloeg het noodlot toe en sloeg de bliksem in de molen en verbrandde volledig af. Deze zeldzame opname is genomen van de oostkant.

Zie hier het resultaat van de grote brand die Purmerend teisterde in de nacht van 11 en 12 september 1903. Het lommerrijke gebied rond verbrande molen was ernstig aangetast en toch vond de fotograaf dat hij een foto moest maken.
Ja, zo was het ook in de nacht van 11 op 12 september 1903 in Purmerend. De molen staat in brand. De molen, trots van iedere Purmerender en eigendom van de meelbaas Gerrit van der Lee. Ach, wat moesten die brandweerlieden van toen tegen dit vuurgeweld aanrichten. De bliksem had zijn werk grondig verricht. Het riet en het hout vormden een lichtverteerbare kost voor de gulzige vuurmond. Wat zwart geblakerde stenen en verkoolde balken bleven er over. Waar honderden jaren de molen van Purmerend een plaatsje had gehad, daar werd vijftig jaar geleden een streep doorgehaald en de erfenis van dit bezit uit de Gouden Eeuw bestond uit een brandlucht, die nog weken tussen de hoge bomen van het plantsoen bleef hangen.
Hoe lang had daar die molen bij de Hoornsche buurt al gestaan. Er zijn er die zeggen al meer dan 250 jaren, maar op een kaart van Jacob van Deventer, komt de molen al voor en Van Deventer maakte deze kaart beslist voor het jaar 1573.

Een fragment van de kaart van Joan Bleau, later Frederik de Wit is de molen goed te zien. Deze kaart komt uit 1680.
Maar laten wij niet te diep in de historie teruggaan, maar schrijven rond het jaar 1900 een tijd, die velen onder ons nog kunnen herinneren. In die dagen was de meelmolen een trots bezit van Purmerend en kunstschilders, die naar Purmerend trokken om zich te kunnen uitleven, vonden bij de molen het plekje, waarvan zij hadden gedroomd, als zij met de “Eensgezindheid” van Amsterdam naar Purmerend voeren.

Dit een van de boten die op Purmerend voer. De “Eensgezindheid” was een bedrijf met meerdere boten. Deze boot lag aangemeerd bij het Schoolplein waar nu “Claxonate” gebouwd is.
In die molen werkte in die dagen Gerrit van der Lee. Hij was eigenaar van de molen en dagelijks maalde hij het graan van de boeren uit de omtrek tot meel en s’avonds als de wieken waren uitgewenteld, dan trok de molenaar witbestoven naar het huisje naast de molen, waar zijn vrouw hem wachtte. In de nacht van 11 op 12 september 1903 kwam een einde aan deze idylle. Het onweer was die nacht niet van de lucht en telkens waren het de bliksemschichten die de kamer van Van der Lee in een wit licht plaatsten. Dan schoot de molenaar naar het raam om naar zijn molen te kijken en dan vroeg zijn vrouw, die ziek in bed lag: “Is het raak, Gerrit?” Neen, het was niet raak, maar dan plotseling kwam daar die verschrikkelijke slag en Vander Lee en zijn vrouw wisten dat het nu wel raak was. Voor zij een stap konden doen, stond de molen al in lichterlaaie. Dan vloog de meelbaas naar buiten en zijn hulpgeroep “Brand” overstemde de donderslagen.
De spuiten komen eraan.
Daar kwamen de mensen om hem te helpen. Daar kwamen ook de brandweerlieden. De mannen van de rode spuit, de witte spuit en de blauwe spuit. Het jongeherenspuitje werd voorgereden, de slangen werden uitgelegd en de mannen begonnen te pompen. Maar wat gaf dit alles. Brandweerleider W. Zuidema, geassisteerd door de onderbazen Roskam en Ohmstede, kon zijn mannen nog zo aanvuren, tegen dit vuurgeweld was niets mogelijk. Honderden Purmerenders stonden zwijgend te kijken naar deze vernietiging. Zij wisten, dat zij iets moois verloren, maar ondanks dat, waren zij geboeid door dit schouwspel, want toen de vlammen zich meester hadden gemaakt van de wieken, begonnen deze langzaam te draaien, voor zij met donderend geraas naar beneden vielen.
Dan was daar plotseling de schreeuw “Er staat nog een paard in de molen”. Ja, men hoorde het hinniken en trappelen, maar hulp was hier niet mogelijk. Het beest stierf een afschuwelijke marteldood, want nog voor de vlammen het hadden bereikt, waren daar de grote zakken graan en grote stukken lood van de zolders naar beneden gevallen en zij hadden het paard neergeworpen tegen de vloer. Voor dit dier betekenden de vlammen het einde van hevige pijnen.
Toen men zag, dat de molen niet kon worden behouden, werden de spuiten gericht op de omliggende huizen. Het huisje van Van de Lee kon behouden blijven, maar voor de zekerheid had men zijn zieke vrouw ondergebracht bij de buren.
Een dag na de brand was men nog druk bezig met het nablussen. Toen konden de mannen inrukken en konden de vrouwen van de brandweerlieden de jassen en broeken in het zeepsop zetten, want brandweerlieden kende men in die jaren nog niet. Alleen de hoofdman had een bandje om de pet.
Niet herbouwd.
Gerrit van der Lee heeft zijn molen nooit weer opgebouwd; het terreintje waarop de molen had gestaan, werd verkocht aan Bernard Oudejans en daarna was het de gemeente die het aankocht en er die lang niet fraaie schuur opzette, welke nu nog wordt gebruikt als berging voor de dienst gemeentewerken.

Zo is het vijftig jaar geleden gegaan. Purmerend verloor een molen, die op vele manieren op het linnen der schilders werd vastgelegd. De mensen spraken er in die dagen hun vreugde over uit, dat het de bliksem was geweest, die deze molen met de grond had gelijkgemaakt, omdat de molen werd omringd door hoge bomen.
Vijftig jaar geleden verbrandde een meelmolen. Nimmer werd deze herbouwd. Jammer? Gelukkig? Wie zal het zeggen. In het Purmerend’s Museum kunt ge op de dag van vandaag nog een rijmpje lezen, die in die dagen werd gemaakt:
Een inwoner van het oude land
Zei “Mijn lieve mens, dat is Gods Hand
Dat deze molen is verbrand
En algemeen wordt erop vertrouwt
Dat deze molen niet wordt herbouwt
(publicatie NNC 04-09-1953)

Meelmolen “De Noord” is verdwenen, deze stond tot 1903 op het noorderbolwerk. Tijdens deze oude situatie is de gracht nog een bescherming voor de stad. De Katharinabrug was een verbinding naar de stad of andersom. Men kon via de Hoornsche Buurt oversteken naar de binnenstad. Rond 1962 werd de stadsgracht verbreed en uitgediept. Tevens werden de scherpe hoeken uit de gracht gegraven, van het Molenplantsoen en het Whereplantsoen werden een stukken plantsoen afgegraven.


