Ja, over deze brand zal men nog lang spreken. Twee spuitgasten worden gewond door stukken brandend hout, en de dappere Barend Cruyff, die hoog op de brandladder het water in de vuurzee jaagt, moet zich laten aflossen, omdat de helse gloed zijn ogen verblind heeft. Onder de toeschouwers klinkt een zacht gejuich wanneer de burgemeester rustig aanwijzingen geeft met zijn wandelstok, zonder de wankelende muren te vrezen of de verzengende warmte van het vuur. Tenslotte laat hij zich raden door een brandmeester, en gaat wat achteruit. Kijk, en een paar minuten later stort een muur in! Het puin rolt tot voor zijn voeten !
,,Hoe is de brand ontstaan ?” vraagt men telkens. Geonweerd heeft het niet, al is deze zomernacht warm en drukkend, en de winterse oorzaken schoorsteenbrand, vonken uit de kachel, zelfs een om getuimelde Kerstboom, ja, want zo ontstond eens een grote brand! gelden nu ook niet. ,,Maar waar is die brand dan toch begonnen?”
De Vries weet het niet. Met zijn vrouw staat hij heel die nacht voor zijn winkel en ziet, hoe de vlammen er huishouden. Niets heeft hij gered dan wat kleren en enkele papieren, die naast zijn bed lagen. Wanneer zijn vrouw niet urenlang had wakker gelegen door de doffe, kloppende hoofdpijn, waaraan ze al zoveel jaren lijdt, zou stellig niemand van het kleine gezin gered zijn. Zijn leven, wat kleren en enkele papieren, dat is nu het bezit van de Vries! Hij heeft ook nog een vrouw en een zoon, maar die zijn opeens een dubbele zorg geworden.
Toch glimlacht de kruidenier. De omstanders zien die glimlach en stoten elkaar aan. ,,Let eens op de Vries ! Hij lacht warempel ! En dat is nou een man, die anders steeds in zorg zat over z’n zaak !” Ook juffrouw de Vries wordt angstig, als ze de glimlach opmerkt. ,,Man,” fluistert ze troostend, ,,trek ’t je niet zo aan ! We zullen op nieuw beginnen en dubbel hard werken.” Ze heeft verwacht, dat haar man zou schreeuwen en huilen, dat hij het brandende huis zou willen binnendringen. Dat alles zou ze dan wel begrepen hebben. Maar deze glimlach maakt haar bang.
,,Heb je enig idee, hoe de brand is ontstaan, de Vries ?” vraagt de ,,Nee burgemeester, ik weet ’t niet,” antwoordt de Vries rustig, zoals hij dat ook al tegen den brandmeester en den inspecteur van politie gezegd heeft. ,,Ik weet ’t werkelijk niet,” herhaalt hij nog eens, omdat de burgemeester hem zo verbaasd aankijkt. ,,Je neem de slag nogal gemoedelijk op !” Ja, zo zijn de mensen! Ze verwachten, dat je lacht om het geluk en huilt om het verdriet, dat je vrolijk bent, wanneer het leven je voorspoed brengt, en treurig, omdat het je tegenwerkt. Maar wanneer je glimlacht, terwijl het vuur je winkel vernielt, zie je, dan begrijpen ze je niet. Daarom keert de burgemeester zich met een ruk om, en wandelt beledigd weg.
En toch blijft de Vries glimlachen. Want met zijn winkel verbrandt ook al zijn zorg, verdwijnen ook zijn eeuwig gereken, zijn angst voor een verminderde omzet, zijn gezoek naar een nieuwe pakkende reclame, die de klanten tot kopen moet prikkelen. O, de Vries heeft voorspoed gekend in zijn winkel, maar gelukkig is hij er niet door geworden. Eigenlijk was ’t, alsof hij een molensteen om zijn hals droeg, die zijn hoofd omlaag drukte. Daarom zag hij nooit, hoe mooi en wijd Gods wereld was. Alleen de donkere bodem vlak voor zijn voeten kon hij zien. Voor het eerst sinds jaren voelt de krui denier zich vrij. Of hij zorgt en rekent, of hij bang is voor achter uitgang, en daarom angstig naar nieuwe reclameaanbiedingen zoekt, och, dat alles geeft nu immers niet meer. Morgen bij daglicht zal hij wel zien, hoe hij voortaan voor zijn gezin moet zorgen. Misschien is hij nog niet arm. Hij was steeds een zuinig man, en de winkel is ook nog verzekerd. Nee, morgen bij daglicht zal de Vries wel verder zien. Natuurlijk nodigt juffrouw Groot de ouders van Siems besten vriend in haar huis. ,,Beschouw ’t maar als jullie nieuwe woning” zegt ze hartelijk. ,,We schikken ’t wel met de slaapplaatsen. Nou, en het eten komt vanzelf in orde. Ik neem van alles twee maal zoveel Juffrouw de Vries huilt zachtjes. Ze denkt telkens nog aan het vreselijke, dat gebeurd zou zijn, wanneer ook zij had geslapen. En dan maakt ze zich ongerust over de kalmte van haar man. Hij zit rustig aan tafel en praat over de brand, alsof die niet zijn huis vernielde. Als het verdriet hem maar geen schok geeft, als hij maar niet…. ,,Wat moeten we toch beginnen ?” snikt ze.
Dan gebeurt er iets zo wonderlijk, zo heerlijk ook, dat ze al haar zorg vergeet en ophoudt met snikken. Want haar man legt troostend een arm om haar smalle schouders en zegt met een heel andere stem dan gewoonlijk: ,,Nou moet je niet meer huilen, Marie. We zijn alle drie gespaard, en dat is het belangrijkste. De rest komt vanzelf in orde. Ik laat een noodwinkel van hout timmeren tot ons huis weer is opgebouwd. Een prachtige nieuwe zaak moet dat worden. Misschien moeten we erg zuinig leven om alles te betalen. Maar wat hindert dat? Nou krijgt Geert later niet een oud winkeltje maar een modern bedrijf !” ,,Hoera!” juicht Siem met zijn schelle jongensstem. Ja, hij moet zijn vreugde uiten, omdat het vreselijk ongeluk zo goed is afgelopen. Denk je eens in, dat hij niets gezien of gehoord heeft van de brand! Zo iets geweldigs gebeurt vlak bij zijn huis, en hem laten ze slapen! Daarom juicht hij zo hard mogelijk om tenminste te tonen, dat hij
nú wakker is. ,,En de koffiebranderij komt niet meer in een houten schuur ! Dat roept Geert natuurlijk. Geen ogenblik zijn de vonken van de koffie machine uit zijn gedachten geweest. ,,Dan is er ook geen kans meer op brand!”
Ineens worden de anderen oplettend. Want naar de oorzaak van de brand hebben ze al steeds gezocht. Weet Geert daar meer van ? ,,Wat bedoel je, jongen?” vraagt de Vries gespannen. ,,Waarom heeft de koffiemachine schuld aan de brand ?”
Geert krijgt een erge kleur, omdat de aandacht zo plotseling op hem valt. Zenuwachtig verklapt hij zijn angst voor de weg spattende vonken. ,,U zag ze nooit, Vader. Daarom ging ik altijd kijken, als u weg was uit de schuur. En juist gistermiddag heb ik ’t vergeten.” ,,Maar waarom zei je nooit wat over die vonken?” De Vries kijkt zijn zoon verslagen aan. ,,Ik heb nooit gedacht, dat die zouden blijven smeulen.” Geert aarzelt even, voor hij antwoord geeft. ,,Och, ziet u” – hij slaat zijn ogen neer, alsof hij zich schaamt ,ziet u…. u was vaak zo ongeduldig. …. Ik…. eh …. hoe kan hij nu verraden, dat hij vaak bang was voor zijn vader? ’t Ging niet… Ik vond ’t ….. nou ja….” eindigt hij onhandig, en peutert aan zijn brood. Zijn moeder helpt hem. En het verhaal gaat natuurlijk verder in het boekje Van Verre Weiden.